Ruben Van Eeckhout
Aanvankelijk De nacht kende ik reeds. Zij was steeds een zoeken geweest naar rust. Sereniteit. Ik zocht, wetende dat ik nooit zou vinden. Misschien een vlucht uit het klare leven van de dag, dat niets bracht dan het kale besef – alles is wat het lijkt te zijn. Nu echter kreeg zij een andere geur, een ander tempo, een vage geladenheid die ervoor zorgde dat enkel het vallen van de zon het leven waardig maakte. Een mens wordt onwetend geboren, en zal waarschijnlijk in dezelfde sfeer zijn leven beëindigen. Aanvankelijk onwetend, raasde ik schrijvers achterna. Na enige weken van ongezien binnenglippen, kruipen en sluipen, luisteren naar het minieme, vijandige leven van de nacht en focussen op elke beweging die er teveel aan was, werden dingen echter duidelijk.
Om alle verloren liefdes. Om het rusteloze gevoel dat het leven te kort én te lang is tegelijkertijd. Om het feit dat niemand begrijpt, maar wat maakt het uit? Om de pointe die ik steeds lijkt te missen. Omdat ik nooit weet in hoeverre de vraag – hoe gaat het? welgemeend is. Omdat mijn auto het voor de zoveelste keer heeft begeven op weg naar nergens. Omdat mijn goudvis stierf op mijn verjaardag. Bluppie. Omdat ik kaal lijk te worden, al is dat maar een gedacht.
Supermens Een half uur op de grond, het koude grind tussen treinrails – pijn aan de longen. Elk geluid maakt paranoia, elke beweging was misschien een hersenschim. Horen, zien en zwijgen. Scherp. Fucking licht achter gezellige, dikke gordijnen waarachter goedkope feuilletons branden. Misantropie die ik niet langer onder stoelen of banken steek. De nacht is van ons, en iedereen is vijand.
|